Boerenkrijg in Affligem

Boerenkrijgers van de Boerenkrijg – Constantin Meunier

Al sinds de middeleeuwen waren de Zuidelijke Nederlanden een land van vrije burgers, maar dat maakte ze tot een uitzondering in Europa.
In Frankrijk bijvoorbeeld, bleef horigheid bestaan (waarbij de horigen, meestal boeren, slechts een beperkt zelfbeschikkingsrecht hadden) tot de Franse revolutie in 1789, in Pruisen tot 1810 en in Rusland tot 1861…
In de Zuidelijke Nederlanden echter, bestonden er sinds de late middeleeuwen eigen bestuursinstellingen en onze voorouders wisten deze te behouden gedurende de volgende eeuwen. De opeenvolgende vorsten beloofden de burgers te beschermen en de instellingen te respecteren. In iedere provincie bestond een vorm van volksvertegenwoordiging, de “Standen” die afgevaardigden van de geestelijkheid, de adel en de steden verenigde. Deze “Standen” regeerden niet, maar de vorst kon ook niet zonder hen regeren.
De burgers, zoals ook die van ons dorp, werden in de volkstaal bestuurd en gevonnist. Geen enkele Franse, Spaanse of Oostenrijkse bezetter slaagde erin om deze eeuwenoude grondwettelijke manier van besturen in onze gewesten af te schaffen.

Dat veranderde in oktober 1792 met de inval van het Franse leger. Vanaf 1794 tot 1815 was het huidige Vlaanderen ingelijfd bij Frankrijk. De Franse revolutie die vooraf ging aan de Franse bezetting van de Zuidelijke Nederlanden had de monarchie in Frankrijk afgeschaft en richtte zich tegen de privileges van de adel en de geestelijkheid. In Vlaanderen werden de Standen afgeschaft. De bestuurstaal werd, onverbiddelijk, de taal van de bezetter. Kerken werden door het Franse leger opgeëist en gebruikt als paardenstallen, processies werden verboden, rebelse priesters werden vervolgd en gedeporteerd.
De invoering van verplichte dienst (conscriptie) in het Franse leger was de lont in het kruitvat en leidde tot een opstand die de geschiedenis inging als de ‘Boerenkrijg’.

De Boerenkrijg werd een ongelijke strijd van een volksleger tegen een van de machtigste legers in het toenmalige Europa. Het was een meedogenloze oorlog waarbij de ‘brigands’ tevens af te rekenen kregen met de ‘collaboratie’ van heel wat begoede, Fransgezinde burgers. De beslissende gevechten hadden plaats in Mechelen (22 oktober 1798), Willebroek (5 november 1798) en Hasselt (5 december 1798). In Hasselt leed het boerenleger een beslissende nederlaag. Er volgde een bloedige repressie. Meer dan 200 gevangengenomen rebellen werden gefusilleerd. Hun leiders Corbeels en Meulemans ondergingen hetzelfde lot op 21 juni 1799.

standbeeld Boerenkrijg te Hasselt

Onder de Franse bezetting werd Aalst het bestuurscentrum van de Denderstreek waarbij men vertrouwde op de “gendarmerie” die uitsluitend uit Fransen bestond. Het stadsbestuur bestond uit Fransen en Fransgezinde ambtenaren. Een deel van de stadsbevolking stond aan de zijde van de Fransen, zij werden smalend ‘franskiljons’ genoemd.
De sfeer in de dorpen rond Aalst, was uiterst vijandig tegenover de bezetter – zo ook in de drie dorpen die nu Affligem vormen.
Het Franse regime begon stelselmatig het land leeg te plunderen via zware oorlogsbelastingen. Vanaf 1796 werden de kerken en de kloosters geviseerd, zoals de abdij Affligem.

De vernielde en geplunderde abdij van Affligem (1796)

In Affligem kwam het in 1796 voor de eerste keer tot ernstige rellen toen Franse soldaten de vermaarde Benediktijnerabdij plunderden en deze voor een spotprijs te koop aanboden. De openbare verkoop van kloosterbezittingen leidde ook in Ninove en Geraardsbergen tot hevige botsingen tussen de plaatselijke bevolking en Franse soldaten. In diezelfde periode werd ook het Karmelietenklooster in Liedekerke geplunderd en verwoest. Voor het Franse leger werden intussen aanhoudend paarden, karren en allerhande voedingswaren opgevorderd.
Kortom: de kiemen voor een opstand waren begin 1798 ruimschoots aanwezig in vele dorpen, waaronder Affligem. De fameuze conscriptiewet werd de spreekwoordelijke druppel…

Op 12 oktober 1798 brak er een revolte uit in Overmere. De rebellen rukten op in de richting van Aalst. ‘Citoyen’ Chompré, de Franse bestuurder van de Aalsterse regio, liet alle herbergen sluiten. De priesters dienden zich binnen de 48 uur aan te melden bij de politie.
Op 21 oktober stormde een grote groep brigands, gewapend met geweren, sabels en rieken de stad in. De kerk werd opengebroken en men luidde de stormklok. Op de markt van Aalst werd de vrijheidsboom omgehakt. De woning van de belastingontvanger werd geplunderd. De rebellen trokken daarna naar het naburige Gijzegem waar de Franse vrijheidsboom eveneens werd neergehaald.

Intussen mobiliseerde het stadsbestuur van Aalst Fransgezinde burgers om de stad te beschermen tegen ‘les hordes de vagabondes’. Tweeënzestig vrijwilligers boden zich aan om la République Française te verdedigen. Aalst was intussen omsingeld door brigands. Vanuit Gent waren Franse strijdkrachten op komst.

Op 22 oktober 1798 verzamelden brigands zich ook in Hekelgem aan herberg ‘De Kazak’ te Ten Bos. De plaatselijke veldwachter overhandigde er de sleutels van de kerk aan de opstandelingen en de stormklok werd geluid. De woning van de ‘agent municipal’ langs de Brusselbaan werd omsingeld.
Uit de Franse rapporten blijkt echter dat de Franse bezetters beschikten over een infiltrant in de rangen van de Affligemse brigands, een zekere François Callebout (bijgenaamd Cartouche) die zijn broodheren op de hoogte hield.

Sint Michielskerk te Hekelgem

Aan de kerk van Hekelgem werden de opstandige boeren dan ook verrast door Franse gendarmen. Het kwam tot een vuurgevecht en de boeren werden uiteen gejaagd.
De vluchtende brigands hergroepeerden zich in Liedekerke (bos van Muilen) samen met opstandelingen uit Teralfene, Liedekerke en Denderleeuw.

Op 23 oktober bestormden brigands het gemeentehuis van Lede en staken er alle gemeentepapieren in brand.
Die avond luidden de klokken uitdagend in Moorsel, Meldert, Teralfene, Hekelgem, Erembodegem, Denderleeuw, Welle, Haaltert, Mere, Erpe, Nieuwerkerken, Lede, Hofstade, Wieze en Herdersem. Later vielen honderden opstandige boeren de stad Aalst aan. In de buurt van de Kattestraat kwam het tot een vuurgevecht met Franse eenheden van het 13de regiment Jagers. De aanval werd afgeslagen.

Op 24 oktober waren er eerst incidenten in Herzele en Burst later kwam het tot een kleine veldslag op de Steenweg naar Oudenaarde met 250 Franse soldaten. De Fransen beschikten over twee kanonnen waardoor ze de strijd in hun voordeel konden beslechten. In Franse verslagen werd hevige tegenstand gemeld, ‘une vive résistance’.

12 ponder Gribeauval kanon zoals gebruikt door het Franse leger

Op 26 oktober rukten opstandelingen Aalst binnen via de Geraardsbergsestraat. Bij een treffen met de Franse ruiterij vielen 6 doden en vele gewonden. De boerenkrijgers vluchtten naar Affligem; een deel ging zich verschuilden zich in het bos van Muilen (Liedekerke).
De volgende dag werd een aanval neergeslagen in de buurt van de wijk St. Job.

Théophile Lybaert - Boerenkrijg

De Boerenkrijg – schilderij van Théophile Lybaert uit 1885 (collectie Broelmuseum te Kortrijk)

De Franse troepen kregen intussen versterking van een compagnie voetvolk en ging nu volop in het offensief. Erpe, Mere en Nieuwerkerken werden gezuiverd, verdachten werden aangehouden en sommigen werden standrechtelijk geëxecuteerd. Op 29 en 30 oktober gebeurde hetzelfde in Nieuwerkerken, Zottegem, Ninove, Pollare en Haaltert.
Een Aalsterse agent meldde op 5 december een laatste grote mobilisatie van boeren in en rond Liedekerke en Denderleeuw. Ze werden die nacht door Franse troepen verrast in Liedekerkebos. Bij die gevechten sneuvelden 21 brigands. De opstand werd hiermee definitief gebroken in de Denderstreek.
Zonder twijfel streden en stierven er ook heel wat volksjongens uit de Denderstreek tijdens de beslissende veldslagen in Willebroek en Mechelen, waar in 2011 nog een massagraf werd ontdekt van 41 Brigands die aan de voet van de Sint Romboutstoren geëxecuteerd werden door de Fransen.

massagraf 41 Brigands – St romboutskerk Mechelen; opgegraven in 2011

De ruggengraat van de opstand brak op diezelfde 5 december 1798 toen het “Brabantse katholieke leger” na een achtervolging over Herentals, Geel en Diest bij Hasselt na verraad werd verslagen. Men schat het aantal doden tussen 5.000 en 10.000. Of daar ook jongens uit Affligem bij waren, is niet meer te achterhalen maar wel waarschijnlijk.

Het Franse militaire apparaat in de regio werd hierna aanzienlijk versterkt. De repressie die volgde was meedogenloos.

De inzet en het offer van al die boerenkrijgers bleek nog jaren later een bron van inspiratie voor standbeelden, gedenkplaten en verhalen.

Een restant van het Karmelietenklooster in Liedekerke (Muilenstraat) dat door de Fransen werd vernield en geplunderd. Een gedenkplaat herdenkt de 21 brigands die sneuvelden tijdens gevechten in Liedekerkebos.

Het bekendste lied over de Boerenkrijg is het marslied ‘Voor Outer en Heerd’ gecomponeerd door Armand Preud’homme in 1939. De tekst is van Jozef Simons.

De voormalige strijdkreet van de Brigands, “Voor Outer en Heerd” (vrij vertaald naar het Nederlands van vandaag: “Voor altaar en haard”) diende ook als inspiratiebron voor het lied van het Vlaams Legioen. De tekst ervan werd geschreven door Bert Peleman (1915-1995) en de muziek getoonzet door Karel De Brabander (1913-1984). De Boerenkrijg, een opstand tegen de Franse bezetter, werd tijdens het interbellum één van de symbolen van de Vlaamse Beweging die toen volop een volwaardige emancipatie van Vlaanderen nastreefde.

Het Vlaams Legioen werd opgericht op initiatief van het V.N.V. (Vlaams Nationaal Verbond) in juli 1941. De eenheid maakte deel uit van de Waffen SS, maar had een eigen statuut en een eigen eed. Medio 1943 werd het Vlaams Legioen omgevormd tot de 6de SS-Sturmbrigade ‘Langemarck’. De Vlaams-nationalistische collaborerende partij hoopte met dit militair engagement politieke erkenning te verwerven bij de Duitse overheid om aldus na de oorlog een zelfstandig statuut voor Vlaanderen te bekomen. Haar uiteindelijke doel was een hereniging van Vlaanderen, Nederland en Frans-Vlaanderen binnen één staatkundig verband. Duizenden jonge Vlamingen sloten zich aan als vrijwilliger. De Vlaamse oostfronters vochten vanaf eind 1941 tot april 1945 tegen het rode leger. Velen lieten hun jonge leven op de eindeloze Russische steppe…
Onder hen ook jongens uit Affligem – een verhaal waar we op deze site zeker nog op terug zullen komen.

Een postkaart met een tekening van ‘Prik’, uitgegeven door ‘Haro’ (1977 – 1981)

Bronnen:
Johan Daelman

Tim t’ Kint

De boerenkrijg in de streek van Aalst – Tijdschrift van de heemkundige vereniging ‘Land Van Aalst’ – januari en maart,1949 – Auteur Jozef De Brouwer

Twintig eeuwen Vlaanderen, deel 3, Uitgeverij Heideland-Orbis NV, Hasselt, 1973.

Wikipedia.org