Fong, de klokkenluider van Sint-Jan én “Zwarte Duivel” 

De karabiniers-cyclisten, de elite eenheid van eind 19e eeuw

karabiniers – cyclisten in 1914

“De Zwarte Duivels” is een alias voor één van de meest bekende legereenheden van het Belgische leger: de karabiniers – wielrijders. Wie? Juist … de échte Nederlandstalige naam klinkt voor de meesten wat minder bekend dan de term die meestal gebruikt wordt in het Nederlands: de karabiniers – cyclisten. 

filmpje uit 1975 van de regimentsfeesten van de 1e cyclisten, toen men de karabiniers-cyclisten uit WO1 nog eens heropvoerde (klik om video te starten)

Het mag dan taalkundig een gallicisme zijn en dus minstens een beetje verkeerd, omwille van de gangbaarheid hebben we het vanaf nu over de karabiniers – cyclisten.

Voor het ontstaan van de karabiniers – cyclisten, moeten we terug gaan naar de revolutie van 1830, toen gewapende opstandelingen het zuiden van de Nederlanden met geweld afscheurden van het noorden, waarna België ontstond. 

Tijdens de gevechten in Brussel, in september 1830, tussen het leger en de Belgische rebellen, streed een plaatselijk vrijkorps aan de zijde van de rebellen: de zogenaamde “chasseurs bourgeois volontaires de Bruxelles” oftewel de vrijwillige Brusselse jagers. 

vrijwillige Brusselse jager

De leden van dat vrijkorps die na de gevechten in Brussel onder de wapens willen blijven, vormden de kern van een legereenheid die door het nieuwe land België werd opgericht. Vanaf 1 november 1830 vormden ze samen met nieuwe rekruten het 1ste regiment jagers te voet. Een jaar later werden nog 2 bataljons tirailleurs en een vrijkorps ingelijfd bij deze eenheid. Tot in 1836 werd er nog een eenheid opgeslorpt, deze keer het partizanenkorps van majoor Alexis Capiaumont. Daarmee was het 1e regiment jagers te voet op volle sterkte; het had niet geheel onterecht de reputatie van een goed opgeleide en met moderne wapens uitgerust elite-eenheid. 

Partizanen van Capiaumont

Zo kreeg het regiment moderne karabijnen ter beschikking (dat zijn geweren met een ingekorte loop die typisch waren voor cavalerie en andere elite eenheden) en kwam er een herkenbaar uniform: “een groene tuniek met gele versieringen, geel wollen vangsnoer, grijze broek, vereenvoudigde Poolse muts en Corsicaanse hoed en een zwarte gordel met patroontas”.

Bij de reorganisatie van het leger, door koninklijk besluit van 9 juli 1847, kreeg dit regiment van nauwkeurig schietende en beweeglijke lichte infanterie een nieuwe naam:  “regiment jagers-karabiniers”, het nummer 1 bleef behouden. De organisatie op oorlogsvoet voorzag de splitsing in afzonderlijke compagnies. Bij de volgende reorganisatie, door koninklijk besluit van 5 maart 1850, kreeg het regiment de naam “karabiniers regiment” met nog altijd het nummer 1. Het regiment bestond nu uit vijf bataljons waarvan vier actieve. 

De eerste fietsen in het leger

Hoewel de voorlopers van de fiets ontstonden rond 1818, doken er pas op rond 1865 die  leken op de hedendaagse fietsen zoals wij die kennen. Kort nadien begon men het militair potentieel van fietsen te ontdekken. Al in 1875 gebruikte het Italiaanse leger fietsers om vlugge verbindingen te verwezenlijken en vanaf 1880 volgden er testen in de verschillende legers van Oostenrijk-Hongarije, Pruisen, Zwitserland en Frankrijk. Leden van de “Union vélocipédique française” namen in 1886 als reservisten deel aan de herfstmanoeuvres en werden belangrijke boodschappers. Vanaf 1889 stonden in ieder Frans infanterieregiment vier velocipedisten op de organisatietabellen. En zoals we weten: als het regent in Parijs, dan druppelt het in Brussel. En zo gaf op 11 november 1890 de Minister van Oorlog aan kapitein H. Soled de toestemming een sectie wielrijders te vormen in de regimentsschool, in Waver. De negen “vélocipédistes militaires”, onder bevel van onderluitenant P. Kesseler, werden ingezet voor post- en telegramdienst, planton- en verbindingsdienst.

La Pédale militaire!

Luitenant Gaston Beirlaen van het regiment karabiniers, zelf fervent fietser én hoofdredacteur van het tijdschrift “La Pédale militaire”, kon in 1896 de nieuwe Minister van Oorlog overtuigen een experiment te wagen met een cyclisten eenheid in het leger. Het ministeriële besluit van 10 augustus 1896 bepaalde dat er een tijdelijke compagnie van 120 wielrijders afkomstig van verschillende regimenten werd opgericht. Luitenant Beirlaen kon gedurende de manoeuvres van de 3de legerafdeling de militaire autoriteiten overtuigen met zijn compagnie. Kort nadien werd hij op eigen verzoek naar Frankrijk gestuurd, naar het infanterieregiment waar ene kapitein Gérard de vouwfiets (vélo-pliante Gérard) uitgevonden en ingevoerd had. Zijn rapport aan de Minister, over organisatie en uitrusting van cyclisten eenheden, werd gunstig onthaald. Ook bij de grote manoeuvres in 1897 werd een cyclisten compagnie ingezet.

vélo-pliante Gérard

In 1898 werd elke 4de compagnie van de vier bataljons karabiniers tot een cyclisten compagnie omgevormd. Deze vier compagnies beschikken over vouwfietsen Belgica, naar het systeem van kapitein Gérard. In 1906 verscheen de “Instruction pour les compagnies cyclistes”.

karabinier – cyclist met vouwfiets “Belgica”

Bij de reorganisatie van de infanterie, door het koninklijk besluit van 12 juni 1911, werden vanaf 1 oktober 1911 de vier compagnieën wielrijders in één bataljon gegroepeerd: het 5de  bataljon karabiniersregiment. Bataljonscommandant majoor Collyns trainde de infanterie cyclisten die de vouwfiets intussen hadden ingeruild voor een vast model. En ze hadden, denk aan de petjes van de pakweg Eddy Merckx of Lucien Van Impe, nu ook een klep aan hun muts gekregen. 

Fong Van der Mijnsbrugge, soldaat van de “klas” 1912

Jan Alfons Van der Mijnsbrugge (bij vrienden en familie bekend als “Fong”) werd geboren in Teralfene, op 19 mei 1892. Hij was de zoon van cafébaas Placidus (°24 februari 1863 in Teralfene) en zijn vrouw Clotildis Asselman (° 17 maart 1867 in Teralfene).

Estaminet Placidus Van der Mijnsbrugge

Zij waren de uitbaters van Estaminet P. Van der Mijnsbrugge aan de kerk van Teralfene  – hoek Daalstraat/Kerkstraat waar later de kranten- en boekenwinkel was hun kleinzoon Alfons “den drukker” Van der Mijnsbrugge en zijn vrouw Josephine Van Nieuwenhove. Op diezelfde plaats is nu slagerij Katrien gevestigd.

In 1909, toen Fong 17 was, veranderde er iets fundamenteels in het Belgische leger. Na jaren debatteren en flinke druk vanuit het koninklijk paleis, had Leopold II er zijn laatste verwezenlijking kunnen doordrukken. Het systeem van “loting”, waarbij jonge mannen letterlijk deelnamen aan een soort loterij en zo ofwel vrijgesteld werden van legerdienst, ofwel het leger in moesten, werd vervangen door een algemene dienstplicht. Ieder gezin diende vanaf nu één zoon naar het leger te sturen voor zijn legerdienst. 

kazerne karabiniers

En zo werd ook Fong in 1912 onder de wapens geroepen. Het toeval wil dat hij terechtkwam in de eenheid van de hierboven vernoemde majoor Collyns, in de quasi nieuwe Prins Boudewijn-kazerne van de karabiniers te Schaarbeek, op het Daillyplein. Fong kreeg naast zijn uniform en wapen dus ook een fiets waar hij mee moest leren omgaan – geen sinecure in die tijd!

Fong op zijn fiets!

Fong en het Bataljon karabinier – cyclisten

Wie dacht dat opeenvolgende reorganisaties een uitvinding zijn van modern management, die vergist zich. Ook na de voorgaande reeks reorganisaties van ‘t leger bleef men verder hervormen. 

Bij de reorganisatie volgens het koninklijk besluit van 11 november 1913, werd het bataljon zelfstandig vanaf 15 december 1913 en kreeg het de naam “bataillon de carabiniers cyclistes”. Majoor Siron had majoor Collyns opgevolgd aan het hoofd van de eenheid die nu bestond uit een staf, drie compagnieën cyclisten en een sectie lichte machinegeweren. Het bataljon behoorde nu tot de cavaleriedivisie en was gelegerd in de kazerne van Vilvoorde.

kazerne van de karabiniers – cyclisten in Vilvoorde (1913)

In datzelfde jaar kreeg Fong zijn verdere opleiding in het kamp Leopoldsburg, in Limburg, vanwaar hij aan zijn familie op ‘t dorp van Teralfene met een postkaart liet weten dat hij in goede gezondheid was aangekomen in een streek die toch sterk verschilde van wat hij kende in Teralfene. Het was duidelijk een tijd waarin mensen hun dorp en zeker hun streek zelden of nooit verlieten.

postkaart van Fong uit Beverlo aan zijn vader

schietoefeningen in kamp Beverlo

Kamp Beverlo – aflossing van de wacht door de karabiniers – cyclisten

Later in 1913 nam hij met zijn eenheid deel aan de grote legermanoeuvres in Anseremme, bij Dinant. Ook vandaar stuurde hij een kaartje naar zijn familie in Teralfene.

postkaart uit Anseremme

Mobilisatie en de Slag bij Halen

Wanneer België op 31 juli 1914 mobiliseerde, moet Fong meteen naar zijn eenheid getrokken zijn, of hij was nog in de kazerne op dat moment. In ieder geval tekende Fong present in Vilvoorde op 1 augustus 1914.

het hele bataljon karabiniers – cyclisten

Twee dagen later, op 3 augustus 1914 vertrok het bataljon karabinier – cyclisten uit hun Vilvoordse kazerne, de vijand tegemoet. Ze trokken op richting Gembloers, maar ergens onderweg werd hun route aangepast en trokken ze op richting Maastricht. Ze voerden er verkennings- en beveiligingsopdrachten uit, eerst aan de Jeker en daarna aan de Gete.

Op 12 augustus weten we dat Fong zich met zijn eenheid in de omgeving van Halen bevond, waar op dat moment de slag bij Halen, later beter bekend als de “Slag der Zilveren Helmen”, uitgevochten werd tussen het Pruisische leger en Belgische troepen waaronder … een deel van de karabinier – cyclisten. 

12 augustus 1914 – de Slag bij Halen

Tijdens de slag van Halen slaagden de Belgen er in om een Pruisische cavalerie-aanval af te slaan, voornamelijk dankzij de inzet van de karabinier – cyclisten. Die betaalden daar een zware prijs voor, maar ze verdienden er ook een stevige reputatie. Zelfs de Pruisische troepen leken ontzag te hebben voor de mannen in hun zwart-groene uniform mantel en noemden hen met ontzag “Schwarze Teufel”. De naam sloeg zodanig aan dat zelfs de Belgen zelf de titel trots gingen voeren. 

Fong was zelf niet betrokken bij de gevechten van de slag van Halen, maar hij hoorde er wel van. Dat weten we omdat hij op 14 augustus een postkaart uit Kortenaken richting Teralfene stuurde waarop hij schreef dat hij gezond en wel was. Hij vermoedde dat men thuis ook al wel gehoord zou hebben van de vreselijke gevechten – hij bevestigde ook hoe vreselijk ze waren, met veel doden en gewonden – maar benadrukt dat hij er niet bij was. 

postkaart uit Kortenaken

“Daar ik nog den tijdt gehadt heb van u eenige woorden te schrijven kan ik het toch niet laten ik ben nog altijdt gezondt Donderdag na … daar ge misschien zult ongerust geweest hebben van dien slag die woensdag is geweest ik was er niet tusschen nochtans de andere mannen zijn bekan allen gekwetst en dood het heeft er een ‘vredig gevecht geweest Ik heb ook nog niets ontvangen van ? maar nochtans had ik horen zeggen dat er iets was voor mij maar ik denk dat het nog altijd goed is met u allen en ik toch … best doen om … te … en tot dat als u wederzien of eens iets krijg van u allen … goede gezondheid en … … mij ”

Fong in uniform

De slag van Halen mag dan al één van de schaarse overwinningen geweest zijn voor het Belgische leger, de tol was inderdaad hoog. Ook de karabiniers – cyclisten hadden er zware verliezen geleden. Meer dan 100 jonge mannen uit de eenheid waren gewond en 30 overleefden de slag niet. 

Eén van die gesneuvelden was trouwens iemand die we nu een dorpsgenoot zouden noemen. Een jonge man uit Essene was ingedeeld bij dezelfde eenheid als Fong, en was wel betrokken in de gevechten. Naar alle waarschijnlijkheid kenden ze elkaar, al hebben we geen daar geen bewijs van: twee jonge mannen uit een naburig dorpje die daarnaast ook nog eens dezelfde familienaam hadden, die moeten mekaar gekend hebben. Vital Van Der Mijnsbrugge liet het leven tijdens de gevechten die Fong had gehoord. Dat hij hem niet vermeldde op zijn postkaart is allicht het gevolg van de timing. De kans is groot dat hij nog niet eens wist wie van zijn medesoldaten gewond of gesneuveld was. Anders had hij er zeker iets van geschreven.

Meer over Vital en de slag van Halen, kan je in het verhaal van Vital (achter deze link) lezen. 

De Zwarte Duivels tijdens de rest van WO1

Na de zwaar bevochten overwinning in de Slag bij Halen, werden de karabinier – cyclisten ingezet tijdens de aftocht naar Antwerpen. 

Het Belgische leger had de intentie om zich te verschansen in Antwerpen. Daar was men, zo was men overtuigd, goed beschermd tegen de oprukkende vijand dankzij de dubbele fortengordel rond de stad. Men wilde daar wachten op de komst van de geallieerde troepen die ter hulp zouden komen – zie ook het verhaal van Michaël Van Nieuwenborgh (achter deze link). 

Tijdens die aftocht was Fong met zijn eenheid in Boechout. Dat weten we alweer dankzij een postkaart die hij vandaar verstuurde op 27 augustus. 

postkaart uit Boechout

Op dat moment wist de Belgische legerleiding echter al dat alle forten in Luik aan gort geschoten waren en dat ook Antwerpen niet zou kunnen stand houden. Begin oktober werd de stad opgegeven en kon het leger, dat zich in de stadsgrenzen had teruggetrokken, nog maar net ontsnappen aan een omsingelende beweging van het Pruisische leger. Het leger trok zich terug richting IJzer om daar een laatste wanhopige poging te ondernemen om op zijn minst een deel van het grondgebied vast te houden.

de 1e compagnie van de karabiniers – cyclisten; één van hen moet Fong zijn

Om die aftocht te dekken, besloot het Belgische leger om de aandacht van de Pruisische troepen af te leiden met troepenbewegingen elders. Zo werden de karabinier – cyclisten richting Aalst gestuurd op 26 september.

de Zwarte Duivels in de buurt van Aalst (Vijfhuizen?)

Ze botsten er op de vijand die het gehucht “Vijfhuizen” had bezet. Ze vielen aan vanop de steenweg en probeerden via Erpe de vijandelijke stellingen te omsingelen. De aanval was succesvol: de vijand trok zich terug en de Zwarte Duivels trokken Aalst binnen. Samen met 2 eskadrons van het 5e Lanciers, namen ze stelling in aan de bruggen over de Dender. 

karabiniers – cyclisten werpen een barricade op in Aalst (klik om video te starten)

Die avond, rond half elf, vloog er een dreigende Zeppelin over Aalst … een teken dat de vijandelijkheden nog niet over waren.

Duitse Zeppelin – 1914 (klik om video te starten)

In de ochtend van 27 september vielen de Pruisische troepen weer aan. Om iets na 7 uur in de ochtend bombardeerden ze de Belgische stellingen, vanop de hoogte in Moorsel en mogelijks ook vanop de abdijstraat in Hekelgem. Kort nadien waren de Aalsterse bruggen de scène van geweervuur en gevechten. De Zwarte Duivels, waaronder onze Fong, slaagden er in om zowel op de spoorwegbrug als aan de Zwarte Hoekbrug de aanvallen af te slaan. 

Vandaag zou het heel gewoon zijn om van dit soort situaties beelden te hebben, maar in die tijd waren bewegende beelden geen evidentie. Maar toevallig was die dag een Amerikaanse cameraploeg aanwezig in Aalst – waarschijnlijk de enige aan het hele Europese front op dat moment. Dankzij hun aanwezigheid zijn er beelden van de Belgische troepen die dag. De film, die bekend werd onder de naam “The Battle of Alost”, ging de wereld rond maar raakte nadien verloren. Tot er in het Bundesarchief delen van teruggevonden werden. Al wat gevonden is, kan je op dit filmpje bekijken.

Dat de haat bij de vijand voor de Zwarte Duivels stilaan enorme proporties aannam, mag blijken uit een vooral van die dag. Twee Zwarte Duivels, Ernest Helskens en Théodore Casnot, die op patrouille waren gestuurd en in handen van de vijand gevallen waren, werden vermoord teruggevonden in de buurt van Lebbeke. Hun lichamen waren bij de voeten opgehangen aan een boom en gruwelijk verminkt met bajonetten. 

Op 28 september hernamen de bombardementen op Aalst en om 11u30 kregen de Zwarte Duivels het bevel zich terug te trekken. Hun opzet was geslaagd: de vijand had troepen moeten verplaatsen, wat de terugtocht van het Belgische leger beveiligd had. De woelige eerste oorlogsdagen in Aalst zijn knap samengevat in dit korte filmpje  en  dit filmpje, dat oude beelden met de huidige toestand mixt.

Fong Van der Mijnsbrugge, die tijdens die laatste septemberdagen héél dicht bij zijn thuis was, zal het allicht spijtig gevonden hebben dat hij niet even naar huis kon gaan, maar het was niet anders. Het zou nog jaren duren eer hij zijn dorp zou terugzien.

De terugtocht van het Belgische leger lukte en dankzij het onder water zetten van de polders slaagde men er ook in om de vijand af te slaan. De loopgrachtenoorlog kon beginnen en wat nog van het Belgische leger overbleef, reorganiseerde zich nog maar eens om optimaal stand te kunnen houden. 

Op 28 Januari 1915 werd zo het tweede bataljon karabinier – cyclisten gevormd uit eenheden die zich al verdienstelijk gemaakt hadden en uit oudgedienden van het eerste bataljon. Zo bijvoorbeeld ook onze Fong uit Teralfene. Uit zijn dossier blijkt dat ook hij vanaf 4 april 1915 toegevoegd werd aan het tweede bataljon.

Vier lange jaren zou Fong met zijn eenheid achter de IJzer blijven zitten, waarbij hij geregeld opdook op andere plaatsen aan het front. 

Fong, links liggend op de foto bij “hoeve Zwijnestal”

Op 18 juni 1915 was hij in Lo-Reninge, bij de “hoeve Zwijnstal”.

De hoeve “Zwijnestal” staat er nog altijd!

14 juli 1915 was hij in Wulveringem …

Fong in Wulveringem

… en een jaar later was hij op 5 april 1916 te Steenstraete, waar kort nadien de gebroerders Van Raemdonck het leven lieten. 

Fong in Steenstraete

Intussen bleef het leger reorganiseren en schuiven met soldaten.

Steenstraete

Steenstraete

Op 23 oktober 1917 keerde Fong terug naar 1ste compagnie bataljon karabinier – cyclisten. Met die eenheid nam hij deel aan het bevrijdingsoffensief in 1918.

11 november: het einde van de oorlog voor Fong. Of toch niet?

Ook na de capitulatie en de wapenstilstand van 11 november 1918 zat de oorlog er nog niet op voor Fong. De karabinier – cyclisten namen deel aan de operatie “Wacht aan de Rijn”, een tijdelijke bezetting van een strook Duitsland naast de Rijn waar België met frisse tegenzin aan meedeed. 

Op 5 december 1918 bracht de bezetting van het Rijnland de Teralfense Fong in Aldenhoven …

Aldenhoven

… en op 4 februari 1919 in de buurt van Cleve, in Nordrhein-Westfalen. 

Cleve

Op 26 juni van dat jaar was hij daar nog altijd. 

Hoewel deze bezetting niet zonder risico was. Er werden geregeld aanslagen gepleegd op de bezetters en er stierven ook Belgische militairen bij dit soort aanslagen. (Die aanslagen spelen overigens een rol bij ‘t begin van WO2, in het verhaal van Brian Young die met zijn jachtvliegtuig crashte in Essene.) Maar ook deze woelige periode kwam Fong heelhuids door. 

afgaande op het decor, is deze foto van Fong allicht genomen in 1919, tijdens de bezetting van het RIjnland

Op 23 september 1919 werd hij dan eindelijk gedemobiliseerd en kon hij eindelijk terugkeren naar Teralfene, waar hij klokkenluider werd in de dorpskerk.

En later?

Fong Van der Mijnsbrugge had 8 frontstrepen overgehouden aan zijn tijd in het leger en had medailles van zowel de Kroonorde (mét zwaarden!) als van de Leopoldsorde toen hij terugkeerde naar zijn dorp. Hij trouwde er op 5 september 1925 met Maria De Bolle (°16 juli 1893 te Teralfene) en baatte er samen met haar het café van zijn ouders verder uit. 

Fong en Maria op latere leeftijd

Op 10 mei 1932 werd hun eerste kind, René, geboren. Op 2 april 1934 volgde een tweede zoon: Alfons. Nog geen twee jaar later, op 24 februari 1936 overleed Placidus, de vader van Fong.

Dat het leven ongenadig hard kan zijn, werd duidelijk in mei 1940, toen Duitse troepen België opnieuw binnen vielen. Ook Teralfene deelde in de klappen tijdens de eerste weken oorlogsgeweld. Britse en Duitse troepen botsten hier op mekaar en er werd geschoten, er werd een tankslag in de buurt uitgevochten en er waren bombardementen van de artillerie. Op 18 mei 1940 werden Clotildis, de moeder van Fong Van der Mijnsbrugge en René, zijn oudste zoon, het slachtoffer van zo’n bombardement. René, amper 8 op dat moment, stierf ter plekke maar Clotildis vocht nog 2 dagen voor haar leven. Ze overleed op 20 mei 1940 aan de gevolgen van haar verwondingen.

Fong, de gedecoreerde Zwarte Duivel, die de oorlog van 14-18 had overleefd, de daaropvolgende bezetting van het Rijnland en de gevechten in Teralfene van mei 1940, bleef zijn hele leven in Teralfene wonen.

de oudstrijders van Teralfene; Fong staat rechtsboven en heeft voor de foto zijn oude uniform aangetrokken

Hij was er lid van de oudstrijdersvereniging én luidde er de kerkklokken van de kerk van Sint-Jan.

De klokkenluider van Sint-Jan overleed op 2 juli 1974. Zijn vrouw Maria overleefde hem bijna drie jaar en overleed op 5 mei 1977.

 

bronnen: